De vervolging in Gooise Meren
Hoe het begon
In januari 1933 komt Hitler in Duitsland aan de macht. Van lieverlee komen er steeds meer anti-joodse maatregelen. Knokploegen maken de straten onveilig. Een grote uitbarsting is er in november 1938: tijdens de zogeheten Kristallnacht worden joden en hun bezittingen in heel Duitsland en Oostenrijk aangevallen. Gebouwen worden vernield.
Nog meer joden vluchten nu het land uit. Onder meer naar Nederland, waar al veel joden een veilig heenkomen hebben gezocht. Velen komen terecht in het Gooi. Ze worden opgevangen bij particulieren of in pensions. Er is een speciale opvang voor kinderen in het Burgerweeshuis in Naarden.
1940 De eerste maatregelen
Na de machtsovername in 1940 door de Duitsers worden geleidelijk aan steeds meer anti-joodse maatregelen ingevoerd. Stapje voor stapje wordt het net verder gesloten. Het is een sluipend proces dat begint met het ‘onschuldig‘ registreren. Daarna volgt het isoleren van de joden van de rest van de bevolking door ze uit te sluiten van het maatschappelijk leven. Deporteren en vermoorden is het sluitstuk van een proces, waar de Duitsers vanaf het begin van de bezetting in het geheim aan gewerkt hebben.
In 1940 wordt afgekondigd dat de overheid geen joden meer in dienst neemt. Het joodse ritueel slachten wordt verboden.
1941 Een rode “J”
De maatregelen worden verscherpt. In mei moeten joden zich verplicht aanmelden bij de gemeentelijke administratie. Bij hun naam wordt later een rode J gestempeld, zodat ze makkelijk zijn terug te vinden in het bevolkingsregister.
In de gemeente Naarden is het schrift bewaard gebleven waarin werd bijgehouden welke inwoners zich als jood lieten registreren. Waarvoor ze trouwens zelf de kosten ( f 1,- ) moesten betalen.
Joodse ambtenaren worden ontslagen.
Bioscopen mogen vanaf januari geen Joodse bezoekers meer toelaten. Het bord “Joden niet gewenscht” verschijnt op steeds meer plaatsen. Ook bij schouwburgen, parken en sportverenigingen.
1942 De eerste treinen
Op 3 mei wordt landelijk de verplichting ingevoerd om de gele Jodenster te dragen.
Ook daarop wordt streng gecontroleerd, zoals blijkt uit een schrijven van de politie in Bussum.
En dan beginnen de deportaties. In juni krijgen de joden in de gemeente de opdracht om te vertrekken naar Amsterdam. Hun huizen worden vooraf geïnspecteerd en de inboedel wordt geïnventariseerd. Bij vertrek moet de huissleutel bij de politie worden ingeleverd. De joden in Bussum worden op de hoogte gesteld van het gedwongen vertrek in een schrijven van de Joodse Raad dat bewaard is gebleven.
Voor veel joden is de opdracht om naar Amsterdam te vertrekken het sein om onder te duiken. Naar schatting zijn honderden joden er in geslaagd een onderduikadres te vinden. De beschikbaarheid van recent gebouwde forse villa’s heeft ongetwijfeld meegeholpen onderduikplekken te vinden.
Tot de onderduikers hoort ook de familie Veffer: ouders en zes kinderen overleefden de oorlog door jaren lang in één kamer te verblijven en zich te verstoppen in een geheime ruimte als er huiszoekingen zijn.
Vanuit Naarden wordt het transport naar Amsterdam gespreid over vijf dagen. De joden van Duitse afkomst moeten als eersten vertrekken. Daarna volgen de Nederlandse joden.
Vanuit Amsterdam gaan in de zomer van 1942 de eerste treinen rijden naar kamp Westerbork. Maar er zijn ook joden die hun eigen vervoer regelen, rechtstreeks vanuit het Gooi naar Westerbork. De bonnetjes zijn nog bewaard. Vanuit Westerbork gaat het verder. Naar de vernietigingskampen in het oosten.
Na het onafgebroken transport van joden naar Westerbork wordt Nederland in april door de Duitsers “judenrein” verklaard. Maar er zijn nog steeds razzia’s om ondergedoken joden op te sporen.
1944 De laatste trein
De geallieerden landen in Normandië. De bevrijding komt dichterbij. Op 13 september vertrekt de laatste trein vanuit Westerbork. Bij de bevrijding zitten er nog 900 joden gevangen. Zij hebben het overleefd.
1945 Terugkeer
De Duitse capitulatie. Ondergedoken Joden keren terug. Net als de overlevenden uit de kampen, vaak na barre tochten vol ontberingen. Aan het begin van de oorlog waren er 1400 geregistreerde Joden in de gemeente. Van hen zijn er zeker 600 omgekomen.
In de synagoge in Bussum wordt kort na de bevrijding de eerste naoorlogse dienst gehouden. De belangstelling is zó groot dat de dienst twee keer gehouden moet worden.
De gruwelen zijn voorbij.