Van Hall-laan 29 Naarden

Eliëzer Zwartz
Oldenzaal 22 december 1880 – Sobibor 30 april 1943

Käthe Karoline Zwartz-Rosenthal
Neheim an der Ruhr 26 mei 1887 – Sobibor 30 april 1943

Herbert Isaac Zwartz
Keulen 4 augustus 1919 – Warschau 1943/1944

Regina Zwartz
Keulen 24 december 1925 – Amsterdam 1 maart 2003

Eliëzer Zwartz wordt op 22 december 1880 geboren in Oldenzaal. Hij is een van de acht kinderen van Isak Zwartz en Regina Plaat. De familie Zwartz heeft textielfabrieken in het oosten van Nederland. Ook Eliëzer wordt koopman.

Eliëzer trouwt op 10 oktober 1915 in Düsseldorf met Käthe Karoline Rosenthal. Käthe is geboren in Neheim an der Ruhr. Ze is de tweede dochter van middenstanders Isaak Rosenthal en Hedwig Oppenheimer.

Eliëzer en Käthe vestigen zich in Keulen en krijgen drie kinderen, Helga in 1917, Herbert in 1919 en Regina in 1925.

Oudste dochter Helga verhuist in 1935 van Keulen naar Londen. Ze trouwt daar en krijgt drie zonen. Na de geboorte van haar eerste kleinkind reist grootmoeder Käthe met tante Regina naar London om het jongetje te bewonderen.

In juni 1939 vluchten Eliëzer, Käthe en Regina en Herbert vanuit Keulen naar Nederland. Omdat ze Nederlanders zijn, hopen ze hier veilig te zijn. Ze gaan wonen in Naarden, aan de Van Hall-laan 29. Eliëzer leidt een agentschap voor textiel en technische artikelen. Herbert gaat aan het werk als monteur. Maar veilig zijn ze niet. In december 1942 wordt het gezin van Naarden gedwongen geëvacueerd naar Amsterdam naar de Uiterwaardenstraat 124. Op de gezinskaart van Amsterdam is te lezen dat de kinderen, Herbert en Regina, daar niet aangekomen zijn. “Vertrokken Onbekend Waarheen” staat er.

Herbert duikt onder, maar wordt opgepakt door de Gestapo in september 1943 en op transport gezet naar Auschwitz. Volgens het Rode Kruis is hij meteen na aankomst naar Warschau getransporteerd. Daar wordt hij te werk gesteld aan de bouw van een nieuw concentratiekamp. Dat moet komen op de plaats van het joodse ghetto, waarvan na de grote opstand alleen maar puinhopen over zijn. Herbert is op 24-jarige leeftijd vermoord in Warschau.

Zijn ouders zijn dan al geruime tijd niet meer in leven. Vader Eliëzer en moeder Käthe zijn naar Sobibor gedeporteerd en daar op 30 april 1943 vermoord.

Dochter Regina is ontsnapt aan de Duitsers en heeft de oorlog overleefd. Volgens Helga, haar zus, is zij ondergedoken bij een vriend in Amsterdam. Regina is nooit getrouwd en kinderloos gebleven. Na de oorlog woont ze nog een paar maanden bij Helga in Londen. Ze overlijdt in 2003 aan een hersentumor in haar woonplaats Amsterdam.

Zus Helga heeft de oorlog in Londen overleefd. Ze vond haar voornaam Helga te Duits klinken, daarom liet ze zich Helen noemen. Haar zonen weten niets van het noodlot van hun grootouders en oom. Helga heeft daar nooit met hen over kunnen praten. Over haar ouders Eliëzer en Käthe zei Helga:
“Mijn vader was zeer religieus en streng, mijn moeder was altijd overdreven bezorgd en bang”.
Helga overleed in 2014.

Van de zeven broers en zussen van Eliëzer overleefde alleen de oudste broer de holocaust. Käthes oudere zus Ella werd al in 1941 met haar man naar Minsk gedeporteerd en vermoord. Hun twee kinderen waren op tijd geëmigreerd.

Bronnen: Burgerlijke stand Naarden, Register uitgeschreven personen; Burgerlijke stand Amsterdam, gezinskaart; Burgerlijke stand Den Haag; Burgerlijke stand Keulen; Joods Museum Keulen; Geboortebewijzen; Arolsen archieven; Nederlandse Rode Kruis;

Jessica Jacoby heeft haar zoektocht naar wijdverspreide familie die de
Holocaust heeft overleefd beschreven. In het bijzonder beschrijft ze hier de zoektocht naar de familie van
de zus van haar grootmoeder Käthe Karoline Zwartz-Rosenthal die met haar gezin in 1939 uit
Keulen naar Bussum was gevlucht in de hoop op een veilig heenkomen in Nederland. Zij
werden in 1943 via Westerbork naar Polen gedeporteerd en vermoord.

Jessica Jacoby is journaliste en filmmaker en woont in Berlijn.