Selecteer een pagina

Stadhouderslaan 2 Bussum

Jacob Emanuel “Jaap” Souget
Amsterdam 1 april 1921 – Auschwitz 18 augustus 1942

Donald “Donnie” Workum
Amsterdam 1 oktober 1919 – Auschwitz 24 september 1942

Jacob Emanuel Souget, roepnaam Jaap, wordt op 1 april 1921 geboren in Amsterdam. Hij is de zoon van Caroline Souget-Visser en Meijer Souget. Meijer heeft de leiding over een verzekeringsmaatschappij in Amsterdam. Vanaf 1939 woont het gezin op de Stadhouderslaan 2 in Bussum.
Een achterneef van Jaap, Donald “Donnie” Workum, komt ruim twee jaar later ook op dit adres wonen, nadat de villa waar hij met zijn ouders en broer en zussen woonde, is gevorderd door de bezetter.
Jaap en Donnie zijn ongeveer even oud en worden vrienden in de korte tijd dat zij samen op de Stadhouderslaan wonen. Zij gaan zelfs illegaal zeilen in Friesland; verhuur van zeilboten aan Joden was toen al verboden.
Jaap heeft twee zussen: Hannah Caroline en Esther Leentje. Donnie heeft een broer en twee zussen: Louis, Hanna en Elise.
De broer en de zussen van Jaap en Donnie hebben alle vijf de oorlog overleefd door onder te duiken. Voor Jaap en Donnie loopt het anders af.

Allereerst het verhaal van Jaap.
Het gezin Souget heeft een aantal familieleden in het Gooi wonen. De ooms, tantes, (achter)neven en -nichten gaan intensief met elkaar om. Foto’s, nagelaten aan het Joods Historisch Museum, tonen de bruinverbrande huid van Jaap aan de Loosdrechtse Plassen en op de ijsbaan in Davos, Zwitserland. Jaap was sportief en goed in zeilen en schaatsen.

De familie Souget staat bekend om zijn gastvrijheid, dus ook Donnie heeft regelmatig mee genoten van de luxe omstandigheden van het gezin.
Het leven in Bussum verloopt ‘vredig en voorspoedig’, schrijft Jaaps zus Esther in haar memoires. Zij beschrijft een van haar vroegste herinneringen aan Jaap. Haar moeder haalt haar van school en heeft Jaaps hond meegenomen. Het dier is zo enthousiast dat hij tegen de kleine Esther opspringt, waardoor het meisje ten val komt. De hond moet direct weg. Het verdriet van Jaap om zijn hond heeft diepe indruk gemaakt op Esther.

Jaap gaat na zijn middelbare schoolopleiding aan het werk bij het bedrijf van zijn vader. Totdat Joden het werk onmogelijk wordt gemaakt. De zaak van zijn vader moet sluiten. Het is inmiddels 1941. Jaap besluit onder te duiken. Hij gaat in Putten werken bij een boer in november 1941. Dat gaat goed tot in Putten een fanatieke NSB’er, Frits Klinkenberg, tot burgemeester wordt benoemd. Deze stelt alles in het werk om het vreedzame calvinistische dorp om te vormen tot een SS-bolwerk. De man is fanatiek genoeg om zelf, gekleed in jagersgroen, op jodenjacht te gaan. In die regio zijn meer dan 200 joden uit het gehele land ondergedoken.
In maart 1942 wordt Jaap verraden. ‘Die Jaap is vast een jood’, vertelt iemand aan de burgemeester. Nabestaanden vermoeden dat er behalve het joods-zijn nog een andere reden was waarom de burgemeester uitzonderlijk fanatiek op zoek gaat naar Jaap: zijn dochter zou namelijk een oogje op hem gehad hebben.
Jaap besluit terug te vluchten naar zijn ouders in Bussum.
Het kost de burgemeester nogal wat speurwerk, maar uiteindelijk komt hij er achter dat Jaap in Bussum verblijft en hij laat hem door de politie van Bussum oppakken en naar Putten overbrengen. Zijn vader Meijer gaat mee met Jaap om diens zaak in Putten te bepleiten. Het gesprek met de burgemeester levert niets op. “Ik ben een antisemiet en ik lever hem uit aan de Sicherheitspolizei”, zegt de burgemeester. Hij stuurt Jaap via het Huis van Bewaring in Arnhem naar Kamp Amersfoort op 3 juni 1942. Een schriftelijke bede van Jaaps moeder aan de burgemeester blijft onbeantwoord.
Jaaps ouders en zussen gaan in onderduik. Jaap wordt op 16 juli gedeporteerd via een tussenstop in Westerbork naar Auschwitz, samen met 509 anderen. Hij wordt bij aankomst geselecteerd voor dwangarbeid, tot hij op 18 augustus 1942 alsnog vermoord wordt. Hij is dan 21 jaar oud.

Dan Donnies verhaal.

Donnie verhuist in mei 1942 naar de woning van zijn familie aan de Stadhouderslaan, op het moment dat zijn ouderlijk huis, de kapitale villa “Pretty Home” aan de Nieuwe ’s Gravelandseweg 40, wordt gevorderd door de Duitsers. Zijn ouders en een van zijn zussen trekken gedwongen in bij een achternicht van hen.
Tijdens het korte verblijf van Donnie op de Stadhouderslaan vormen Jaap en Donnie samen met vrienden, broer en zussen een orkestje dat zeer verdienstelijk optredens verzorgt in de villa’s in Het Spiegel. Jazz bevalt de ouders van Jaap helemaal niet: ‘Alleen klassieke muziek is echte muziek, de rest is herrie!’ Desondanks heeft Jaap, uiteraard tegen hun zin, een drumstel in huis gehaald.
Jaap vertrekt al snel in onderduik, maar Donnie is verliefd geworden op Elisabeth Kaufmann, die zich Lies Kerstel noemt. Ze gebruikt de achternaam van haar stiefvader. Zij is een Duits-Joodse vluchtelinge uit Keulen. Ze is heel bijzonder, vindt Donnie. Ze is pas 16 jaar. Ze heeft een grote wijnvlek over een van haar ogen en gebruikt een gekleurde huidcrème om deze te maskeren. Ze stift haar lippen om deze zogenaamde gedwongen make-upstijl compleet maken. De liefde tussen Donnie en Lies is wederzijds.
Donnie is zeer getalenteerd en creatief en hij gaat werken bij de firma Langcat in Naarden aan de Zwarteweg als tekenaar en ontwerper van de emaille aanwijsborden waarin het bedrijf gespecialiseerd is. Ook ontwerpt hij kartonnen bouwplaten als speelgoed, samen met een vriend.
Tot ook voor Donnie de tijd komt dat het bedrijf waar hij werkt niet langer in Joodse handen mag blijven.

Dan blijft er ook voor Donnie niets anders over dan onder te duiken. Bij de Burgerlijke Stand in Bussum wordt op 29 januari 1943 op zijn persoonskaart genoteerd V.O.W.: Vertrokken Onbekend Waarheen. Waarschijnlijk trekt Donnie in bij zijn vriendin Lies, maar zeker is dat niet.
Wel is duidelijk dat hij enige tijd later Joden helpt bij het organiseren van een vlucht naar Zwitserland. Daarbij wordt hij verraden. Hoe dit in zijn werk is gegaan is niet duidelijk. In de archieven staat vermeld dat Donnie via de gevangenis aan de Amstelveenseweg in Amsterdam naar Kamp Amersfoort is gestuurd. Daar is, behalve zijn naam en geboortedatum, niets terug te vinden van zijn verblijf.

Op 10 augustus, drie weken na Jaap, wordt Donnie naar Auschwitz gedeporteerd via Westerbork. Hij wordt, net als Jaap geselecteerd voor dwangarbeid. Wellicht hebben Jaap en Donnie elkaar daar nog zes dagen tot steun kunnen zijn, tot het moment dat Jaap in de gaskamers vermoord wordt.
Donnie blijft achter en wordt steeds zieker. Hij sterft in het kamp op 24 september aan flegmona, een vorm van sepsis, een ziekte die bij sterk verminderde weerstand snel tot de dood leidt. Donnie is dan 22 jaar oud.

Bronnen: Joods Monument, Oorlogsbronnen, Archief Gooi en Vechtstreek, Arolsen Archive, NIOD, Nationaal Archief, Kamp Westerbork, Joods Cultureel Kwartier, Sytze van der Zee: “Vogelvrij, de Jacht op de Joodse Onderduiker”, bladzijden 200-202. “Scherven”, 2e druk van uitgave over de geschiedenis van het Willem de Zwijgerlyceum tijdens de Tweede Wereldoorlog, MyHeritage, Geri, foto’s en documenten van nabestaanden, vooral het verhaal in december 2024 van Leonard Vis, zelf Holocaustoverlever en Joods, woonachtig in Toronto.