Selecteer een pagina

Nieuwe ‘s-Gravelandseweg 40 Bussum

Isaäc “Ies” Workum
Amsterdam 5 juli 1882 – Sobibor 21 mei 1943

Sarlini “Linny” Workum- de Paauw
Amsterdam 9 november 1893 – Sobibor 21 mei 1943

Isaäc Workum en zijn vrouw Sarlini Workum-de Paauw zijn allebei geboren en opgegroeid in Amsterdam. Isaac wordt Ies genoemd en Sarlini Linny. Ze wonen tot 1939 in een mooie woning aan de Nicolaas Witsenkade in Amsterdam. Ze krijgen vijf kinderen: drie zonen en twee dochters. David, het oudste zoontje, overlijdt al snel na zijn geboorte. Een volgend zoontje moet een naam krijgen met de D van David en dat wordt zoon Donald (Donnie). Vervolgens komt er nog een zoon Louis, Loek genoemd, en twee zusjes: Hanna (Hans) en Elise (Lia).
Linny is een van de drie dochters De Paauw, een gerenommeerde Amsterdamse familie, uit de diamantindustrie. De drie dochters Linny, Fien en Cisca gaan intensief met elkaar om, ook als zij getrouwd zijn.

Een neefje van Linny, Leo Vis, gaat als kind regelmatig bij zijn tante Linny en oom Ies op bezoek. Leo is een zoon van Maurits Vis en Francisca (Cisca) Vis- de Paauw. Linny is een zus van Cisca.
Jaren later vertelt Leo via de telefoon over zijn familie. Hij kan zich zijn jeugd in Amsterdam en later het Gooi goed herinneren. Tante Linny en oom Ies zijn allebei erg aardige mensen, vertelt Leo. Tante Linny is wel strenger dan haar man. Zo krijgt Leo opmerkingen over zijn tafelmanieren, over zijn nageltjes die niet helemaal schoon zijn, en hij krijgt commentaar als hij smakt bij het eten. Hij weet nog dat hij het wratje op Linny’s gezicht, waaruit twee zwarte haartjes groeiden, het ‘spinnetje van tante Linny’ noemde. “Maar ze was heel aardig hoor,” vertelt hij ook. Hij was een jongetje van een jaar of zeven, acht toen. Hij herinnert zich de opzienbarend mooie auto van oom Ies, een Humber, mét chauffeur en hij weet ook diens naam nog: Gerard van Piggelen.

De drie zussen besluiten in de zomer van 1940, na de Duitse bezetting, in Bussum te gaan wonen met hun gezinnen. Het is er veiliger dan in Amsterdam, vinden zij, en het is er fijner voor de kinderen. Ies en Linny betrekken een villa aan de Nieuwe ‘s-Gravelandseweg 40. Het huis heet Pretty Home. Op 13 november 1940 worden ze daar officieel ingeschreven. Zus Cisca trekt met haar man Maurits in een huurwoning; Zus Fien en haar man Joseph kopen een huis in Naarden.

Ies is een selfmade man. Hij is afkomstig uit een eenvoudig milieu en heeft zich flink weten op te werken. Hij is vertegenwoordiger en importeur voor o.a. het Franse pannenmerk ‘Le Creuset’ en voor de producten van het merk Miele.
Linny’s oom is Bram Asscher, die een van de twee voorzitters van de Joodse Raad in Amsterdam zal worden zodra de bezetter deze Raad instelt. De meisjes De Paauw spelen regelmatig biljart bij oom Asscher thuis.

De gezinnen overwegen al in 1939 om in Australië te gaan wonen. Een lid van de familie Polak- de Paauw dat daar woont, heeft zijn invloed aangewend en geregeld dat er voor de drie zussen en hun gezinnen visa klaarliggen in Engeland. Cisca en haar man Maurits halen de visa daar op. Maar dan blijkt dat er geen visum te verkrijgen is voor Cisca’s vader. Die is al boven de 60 jaar oud en voor Australië ‘economisch niet van belang’: hij is te oud om te werken.
‘Als pa niet mee mag, ga ik niet’, zegt Ies Workum.
‘Als Ies niet gaat, gaan wij ook niet’, zegt Joseph Polak.
Als jullie niet gaan, gaan wij evenmin’, zegt Maurits Vis.
De gezinnen van de drie zussen blijven in Nederland. Het zal uiteindelijk Ies en Linny en hun zoon Donnie het leven kosten, evenals de levens van Fien en Joseph Polak- de Paauw. Alleen Cisca, Maurits en hun kinderen, waaronder Leo, overleven de oorlog.

Het verblijf van Ies en Linny en hun kinderen op de Nieuwe ’s-Gravelandseweg duurt helaas niet lang. Hun huis wordt gevorderd door de bezetter. Ies en Linny vinden met hun dochter Lia onderdak bij een nicht van Ies op de Meentweg in Bussum. Zoon Donnie trekt in bij de familie van achterneef Jaap Souget op de Stadhouderslaan 2. Jaap en Donnie zijn ongeveer even oud. Voor hen worden op 25 juni 2025 ook struikelstenen gelegd.
Dochter Hans gaat, door bemiddeling van Bram Asscher, werken bij het Philips-commando. In deze werkplaats van Philips, in opdracht van de Duitsers gevestigd in Kamp Vught, worden onder andere radiobuizen gefabriceerd. Voor het werk zouden alleen vrouwenhanden geschikt zijn. Een arts selecteert tijdens de keuring voor dit werk speciaal Joodse vrouwen om hen te beschermen tegen de steeds gevaarlijker wordende maatregelen tegen de Joden. In 1944 wordt de gehele afdeling van het Philips-Commando naar Auschwitz verplaatst. Via een gevangenen-uitruil komt Hans uiteindelijk in Zweden terecht. Zij overleeft de oorlog.
Zoon Loek gaat in onderduik en ook hij overleeft de oorlog.

Met Ies en Linny gaat het niet goed. Zij hebben grote mentale problemen door de situatie en besluiten zich te laten opnemen in een pension/rusthuis in Blaricum. Hun dochter Lia gaat hen daar verzorgen. Maar ook deze periode duurt kort. Zij worden verplicht naar Amsterdam te verhuizen. Lia gaat in onderduik in Limburg, waar ook zij de oorlog zal overleven.
Waar Ies en Linny verblijven in Amsterdam is niet duidelijk. Ongetwijfeld zijn zij na een oproep via de Hollandsche Schouwburg naar Westerbork gedeporteerd, waar zij, waarschijnlijk opnieuw door inmenging van Bram Asscher, in een van de ziekenbarakken worden verzorgd, tot ook zij aan de beurt zijn voor transport.
Zij worden op 18 mei 1943 vanuit Westerbork naar Sobibor samen met 2511 anderen gedeporteerd en direct na aankomst vermoord op 21 mei 1943. Van dit transport overleeft niemand de Holocaust.

Bronnen: Joods Monument, Oorlogsbronnen, Arolsen Archiv, Delpher, Historische Kring Bussum, Streekarchief Gooi en Vechtstreek, Stadsarchief Amsterdam, Joods Cultureel Kwartier, Nationaal Archief en vooral de telefonisch verhaalde geschiedenis van de 94-jarige Leonard Vis, zelf Holocaustoverlever, een zoon van de zus van Sarlini Workum- de Paauw, die het gezin van zeer dichtbij heeft gekend.