Mecklenburglaan 23a Bussum
- Haymann Badrian
Ornontowitz 3 oktober 1875 – Sobibor 13 maart 1943 - Frieda Badrian-Herrnstadt
Hirschberg 28 juni 1876 – Sobibor 13 maart 1943 - Erna Badrian
Beuthen 17 juni 1903 – Sobibor 11 juni 1943 - Gerhard Joseph Badrian
Beuthen 13 oktober 1905 – Amsterdam 30 juni 1944 - Alexander Norden
Hamburg 10 oktober 1875 – Sobibor 23 juli 1943 - Caroline Norden-Mindus
Jemgum 12 oktober 1885 – Sobibor 23 juli 1943 - Max Moses Norden
Hamburg 16 augustus 1907 – Auschwitz 25 augustus 1942 - Siegfried Simon Norden
Hamburg 4 mei 1924 – Auschwitz 30 september 1942
Het verhaal van de familie Badrian
Haymann Badrian en Frieda Herrnstadt wonen in Beuthen, een stad die in die tijd Duits is, maar nu bij Polen hoort en Bytom heet. In 1903 wordt daar hun dochter Erna geboren en in 1905 hun zoon Gerhard.
Op 20 april 1938 gaat Gerhard Badrian bij zijn ouders Heymann en Frieda wonen op Mecklenburglaan 23a in Bussum. Hij heeft hen geïnstrueerd uit Beuthen te vertrekken en de woning in Bussum geregeld. Op de gemeentekaart staat Gerhard zijn beroep als fotograaf en makelaar. Hij blijft ongehuwd.
Zijn zus Erna komt in 1939 naar Nederland. Ze woont in Hilversum, in Amsterdam en in De Bilt voor zij in juni 1941 intrekt bij haar broer en haar ouders op de Mecklenburglaan 23a.
Erna was getrouwd met Hans Kerpen met wie zij in 1930 een zoon had gekregen, Horst. In 1938 scheidt het stel. Hans Kerpen belandt in Dachau, maar wordt ook weer vrijgelaten. Hij vlucht naar Frankrijk en wordt daar tijdens de bezetting opgepakt en via het concentratiekamp Drancy naar Auschwitz gedeporteerd. Waar en wanneer hij is gestorven is niet bekend.
Horst, de zoon van Erna en Hans Kerpen, komt in 1939 met een kindertransport naar Nederland. De kindertransporten zijn op initiatief van de joodse gemeenschap opgezet om joodse kinderen uit Duitsland naar veiliger landen te brengen. Horst woont niet bij zijn moeder, hij komt terecht in Hilversum, en later in Amsterdam.
Zijn oom Gerhard Badrian gaat in het verzet. In Amsterdam woont hij in de Vijzelstraat, samen met Anne-Marie Dey, een medeverzetsstrijder. Met haar heeft hij tot zijn dood een liefdesrelatie. Gerhard redt tientallen mensen van transport naar SD-kantoren en gevangenissen door persoonsbewijzen te vervalsen. Dat doet hij voor de Persoonsbewijzencentrale van Gerrit van der Veen. Hij doet ook mee aan gewapende acties en aan bevrijdingsacties van gevangen genomen verzetsstrijders. Eenmaal weet hij vermomd in SD-uniform twee mensen los te krijgen uit een overvalwagen. Op 29 april 1944 overvalt Badrian samen met Gerrit van der Veen en drie anderen de Landsdrukkerij in Den Haag. Ze nemen tienduizend persoonsbewijzen mee.
Gerhard Badrian wordt op 30 juni 1944 door de Duitsers doodgeschoten. Een kennis (Betje Wery) was in de verzetskring geïnfiltreerd en heeft hem verraden. Ze biedt hem haar woning in de Rubensstraat 26 aan als hoofdkwartier voor de Persoonsbewijzencentrale. Als Badrian met Anne-Marie Dey en enkele andere verzetsmensen de woning gaat bekijken, blijkt een groep SD’ers in het huis te zijn verschanst. Badrian weet nog een Duitser te doden. Maar op de stoep schieten de Duitsers hem neer. Badrian sterft op straat. “Als ik eraan ga, zal ik er eentje meenemen,” had hij gezegd. Hij had woord gehouden.
Betje Wery krijgt voor haar verraad duizend gulden van de Sicherheitspolizei.
Gerhard Badrian is 38 jaar geworden. Zijn lichaam is door de Duitsers gecremeerd. De asbus is later op het Nederlands Ereveld Loenen bijgezet. Op Rubensstraat 26 in Amsterdam is een gedenksteen voor Gerhard Badrian aangebracht. Ook is daar een straat naar hem genoemd.
Gerhards zus Erna wordt eind februari 1943 gedeporteerd naar Kamp Vught. Samen met haar zoon Horst wordt ze vier maanden later, op 8 juni 1943, ingeschreven in Kamp Westerbork.
Vrijwel meteen daarna wordt Erna gedeporteerd naar Sobibor. Daar wordt ze op 11 juni 1943 vermoord. Ze is dan 39 jaar oud.
Horst is waarschijnlijk meerdere malen in Westerbork. Hij wordt uit Westerbork gered in 1943 maar belandt in mei 1944 opnieuw in Westerbork. In een door Gerhard georganiseerde actie ontsnapt hij op 6 juni 1944, maar hij wordt weer opgepakt en komt drie maanden later, op 9 oktober weer aan in het kamp, volgens de Joodse Raad-kaart. Hij is echter niet aanwezig op de lijst van bevrijden uit Westerbork. Horst Kerpen heeft de oorlog overleefd. Hij is opgevangen door de Berg-stichting die na de oorlog joodse kinderen opving die uit concentratiekampen terugkwamen of ondergedoken waren.
De ouders van Erna en Gerhard Badrian, Haymann en Frieda zijn op 13 maart 1943 in Sobibor vermoord. Haymann is dan 67, Frieda 66 jaar oud.
Bronnen: Archief Gooi en Vecht Historisch, Arolsen Archief, Nationaal Archief, Noord-Hollands Archief, Joods Monument, Bundesarchiv, Archief Amsterdam
Het verhaal van de familie Norden
Alexander Norden en zijn tweelingbroer Carl zijn de kinderen van koopman Moses Norden en Bertha Levy. Ze hebben een vijf jaar oudere broer, Joseph, die na zijn eindexamen filosofie studeert en rabbijn wordt.
Alexander Norden trouwt in 1906 in Hamburg met Julchen Jaffe. Ze krijgen drie kinderen: Max Moses in 1907, Leo Alexander in 1912 en Bertha in 1914. In 1909 hadden ze nog een zoon gekregen, Albert, die al heel jong overleed.
Julchen overlijdt in 1919. De kinderen zijn dan 12, 7 en 5. Een jaar later, op 3 augustus 1920 hertrouwt Alexander met Caroline Mindus. Zij komt uit Jemgum in Oost-Friesland, en daar vindt ook het huwelijk plaats. Alexander en Caroline krijgen twee kinderen. Carl in 1921 en Siegfried Simon in 1924.
De familie woont in Hamburg, op verschillende adressen.
Alexander werkt bij de het verbond van Duitse synagogen. Hij leidt het koor van de synagoge in Kohlhöfen. Hij is voorganger en leest de Thora.
Begin 1917 krijgt Alexander een oproep voor de Landstorm, om mee te vechten in de Eerste Wereldoorlog, die inmiddels drie jaar aan de gang is. De Landstorm is een legeronderdeel waarvoor burgers worden opgeroepen in tijd van nood.
Het bestuur van het verbond vindt Alexander onmisbaar en dient een verzoek in om hem vrij te stellen van dienst in de Landstorm. Maar dat verzoek wordt afgewezen. “De huidige crisis vereist de inzet van alle mannen die ook maar enigszins in staat zijn tot gewapende dienst,” is het argument.
Alexander krijgt wel uitstel, om de joodse gemeente de tijd te geven om vervanging te regelen. Maar hij moet wel in dienst.
Zoon Leo Alexander gaat naar de Hamburger Talmud Tora school. En wordt handelaar bij de firma Gottholt & Co. Maar in op 31 maart 1933 stuurt Alexander Norden zijn zoon Leo met de nachttrein naar Nederland. De volgende dag zal de boycot door de nazi’s van joodse zaken ingaan, en Alexander voorziet geen goede toekomst voor zijn zoon. In Nederland volgt Leo een agrarische opleiding.
Dochter Bertha Victoria Norden verlaat het ouderlijk huis in 1934. Zij gaat stage lopen in Kassel. Nog datzelfde jaar trouwt zij in Würzburg met Jacob Benno Hirnheimer. Hij is studentendecaan. Als gevolg van kinderverlamming is hij ernstig gehandicapt. Bertha verzorgt haar man.
Oudste zoon Max Moses Norden vlucht op 8 september 1937 uit Hamburg naar Amsterdam. Hij werkt daar bij de firma Hesse en Joseph.
Tijdens de Kristallnacht wordt Alexander op 10 en 11 november 1938 in het Hamburgse concentratiekamp Fuhlbüttel opgesloten.
Enkele weken later vlucht hij met zijn vrouw Caroline en hun zonen Siegfried en Carl naar Nederland. Ze hebben hun vlucht al in de zomer van dat jaar voorbereid, blijkt uit documenten en uit correspondentie met verschillende banken, onder andere over de verhuizing van het huisraad.
In Nederland komt de familie in Rotterdam terecht, woont daar op verschillende adressen. In Rotterdam voegt ook zoon Max Moses zich weer bij de familie.
Zoon Carl werkt als magazijnmedewerker en wordt al op 9 november 1939 in Westerbork ondergebracht. Westerbork is dan nog een opvangkamp voor de vele joodse vluchtelingen die uit Duitsland en Oostenrijk naar Nederland komen. Waarom Carl daarheen gaat, is niet duidelijk.
In februari 1940 begint de Staatspolizei een procedure om de Duitse nationaliteit van de familie Norden in te trekken. En in april laat de Gestapo beslag leggen op het vermogen van de familie. In officiële documenten is alleen sprake van een herenhorloge.
Een paar weken later verhuizen Alexander, Caroline, Max en Siegfried Norden van Rotterdam naar Bussum, de Mecklenburglaan 23A. En van daaruit in de zomer van 1942 naar Amsterdam.
Carl blijft in Kamp Westerbork, dat vanaf 1 juli 1942 wordt gebruikt als Durchgangslager. Op 15 juli vertrekt daar de eerste trein naar Auschwitz. In die trein zit ook Carl Norden. Een maand na aankomst in Auschwitz op 21 augustus 1942 wordt hij daar vermoord.
Max en Siegfried moeten zich in Amsterdam bij de Arbeitseinsatz melden. Zij worden op 10 augustus 1942 via Westerbork naar Auschwitz gebracht en daar vermoord. Max sterft op 25 augustus, Siegfried op 30 september. Max is dan 35, Siegfried 18 jaar.
Hun ouders, Alexander en Caroline Norden worden op 26 mei 1943 naar Westerbork gedeporteerd, van daaruit op 20 juli naar Sobibor. Daar worden ze drie dagen later vermoord. Alexander is dan 67, Caroline 57 jaar oud.
Hun dochter Bertha en haar man Benno Hirnheimer en hun drie kinderen zijn ook in de oorlog door de nazi’s vermoord.
De enige van het gezin van Alexander en Caroline Norden die de oorlog heeft overleefd, is Leo. Hij gaat al in 1934 vanuit Nederland naar Palestina, waar hij een boerderij begint.
Bronnen: Archief Gooi en Vecht Historisch, Arolsen Archief, Nationaal Archief, Noord-Hollands Archief, Joods Monument, Bundesarchiv, Archief Amsterdam, Stolpersteine Hamburg