Juliana van Stolberglaan 47 Naarden
Frieda Josephy-Behrendt
Königsberg (nu Kaliningrad, Rusland) 24 augustus 1877 – Sobibor 30 april 1943
Edith Johanna Hella Josephy
Schwaan (Duitsland) 4 december 1899 – Auschwitz 7 september 1942
Frieda Josephy-Behrendt was een Duitse weduwe toen ze met haar dochters naar Nederland kwam. Ze werd geboren in Kaliningrad op 24 augustus 1877. Haar man was in 1911 overleden, 43 jaar oud.
Frieda was 9 jaar jonger en had ten tijde van zijn overlijden 2 dochters: Edith Johanna Hella Josephy, geboren op 4 december 1899. En Lilly Louise Charlotte Josephy, geboren op 24 januari 1901. Beiden geboren in Schwaan.
Met haar beide dochters verhuisde Frieda na het overlijden van haar man van Schwaan in Noord-Duitsland naar Berlijn. Daar deed ze haar best haar dochters een goede opleiding te laten volgen. De oudste dochter Edith liet ze les nemen in het joodse weeshuis in Berlijn.
Edith ontwikkelde zich tot een vooraanstaand chemicus. In 1924 promoveerde zij tot doctor in de chemie. Ze werkte in Duitsland mee aan een standaardwerk over de organische chemie. Maar die baan raakte ze in 1933 kwijt omdat joodse medewerkers ontslagen moesten worden.
Maar haar talent was ook opgemerkt door de Nederlandse wetenschappelijke uitgeverij Elsevier. Op uitnodiging van die uitgeverij trad ze daar in dienst en kon ze zich in 1937 in Nederland vestigen. Ook haar moeder en zus Lilly trokken naar het toen nog veilige Nederland. Daarmee ontkwamen ze aan het alsmaar heftiger wordende antisemitisme in Duitsland en tegen joden gerichte maatregelen.
Vanaf 3 januari 1938 woonde Edith samen met haar moeder aan de Juliana van Stolberglaan 47 in Naarden. Lilly woonde in Amsterdam en werkte daar als apotheker.
Uit de woningkaart van de gemeente Amsterdam blijkt dat Frieda moest vertrekken uit Naarden. Op 21 juli 1942 is ze met haar dochter Edith ingeschreven in Amsterdam op het adres Blauwe Distelweg 23-huis. Dat was een plek in het zogenoemde Asterdorp. In de oorlog was dat een verzameloord voor joden, in afwachting van verder transport.
Dat transport kwam al gauw: op 3 september 1942 kwamen Frieda en Edith aan in kamp Westerbork. En daar scheidden hun wegen.
Edith werd gelijk de volgende dag getransporteerd naar Auschwitz en daar op 7 september 1942 vermoord.
Haar moeder Frieda bleef langer gevangen in Westerbork. Pas op 27 april 1943 werd zij gedeporteerd naar Sobibor. Daar is ze op 30 april 1943 vermoord.
De andere dochter, Lilly, woonde in Amsterdam en was apotheker. In 1938 was ze getrouwd met Ernst Ludwig Isaak, maar bij het uitbreken van de oorlog woonde zij alleen. Vanaf mei 1943 zat ze gevangen in kamp Amersfoort, later zat ze in kamp Westerbork. Op 12 februari 1944 moest ze op transport naar kamp Bergen-Belsen. Bij het naderen van de geallieerden werd dat kamp begin april 1945 in allerijl ontruimd door de nazi’s. Maar de treinen waarmee de verzwakte en zieke (tyfus, vlektyfus) gevangenen vervoerd werden, dwaalden wekenlang door Duitsland, dat steeds verder werd ingenomen door geallieerden. Het dodentransport eindigde uiteindelijk bij het station in het stadje Tröbitz. Tal van mensen in de trein bleken daar overleden. Lilly overleed daar, zoals vele anderen, aan vlektyfus en ligt in Tröbitz begraven.
Bronnen: Joods Monument, Archief gemeente Amsterdam, Physik Journal nr4, Herinneringscentrum Westerbork, Arolsen.