Jan Toebacklaan 33 Naarden
Albert Victor van Os
Amsterdam 3 juni 1904 – Auschwitz 30 september 1942
Cora Suze van Os-Franco Mendes
Amsterdam 16 juli 1902 – Auschwitz 5 augustus 1942
Thérèse Paulina van Os
Amsterdam 6 januari 1932 – Auschwitz 12 augustus 1942
Suzette Charlotte van Os
Naarden 4 juni 1933 – Auschwitz 12 augustus 1942
Hier woonden Albert Victor van Os, zijn vrouw Cora van Os-Franco Mendes en hun dochtertjes Thérèse Paulina en Suzette Charlotte. Het waren nakomelingen van welgestelde families uit Amsterdam.
De vader van Albert was jurist en directeur van een grote verzekeringsmaatschappij. Daarnaast vervulde hij veel maatschappelijke functies. De familie van Cora stond in nog hoger aanzien. Die was zelfs in de adelstand verheven, als een van de weinige joodse families in Nederland. Haar moeder was jonkvrouw Esther Lopes Suasso. Ook deze familie maakte fortuin in het verzekeringswezen. Vader Benoit Franco Mendes was tijdens de Eerste Wereldoorlog de ontwerper van de zogenoemde molestverzekering, die schade vergoedde bij rellen, oproer en opstootjes. Vanwege vernielingen aan inboedels en panden na de Duitse inval hadden veel joodse particulieren en bedrijven hier baat bij.
De luxe waarin dit gezin leefde blijkt onder meer uit het feit dat ze hun dochter Cora lieten portretteren door een Hongaarse schilder. Het schilderij is nu in het bezit van het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Ze vestigden zich in 1932 in het pand Jan Toebacklaan 33 in Naarden. Ze gingen aan het werk als assuradeur in het bedrijf van Cora’s vader. Hun welstand blijkt onder meer uit een bijzondere avondjapon van Cora, die in 1951 geschonken wordt aan het Amsterdam Museum (voorheen het Amsterdams Historisch Museum) waar het kledingstuk een minutieuze restauratie kreeg.
Na de Duitse inval werden de anti-joodse maatregelen stap voor stap steeds ingrijpender. In 1942 werden alle joodse inwoners van het Gooi gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen. Vanaf daar gingen ze op transport naar Westerbork. En daarna verder naar hun definitieve einde. Vanuit Westerbork werd Cora als eerste gedeporteerd, op 3 augustus 1942 naar Auschwitz. Ze stierf daar op 5 augustus in de gaskamer. Een week later werden Albert en zijn dochtertjes op transport gezet naar Auschwitz.
Over dit laatste transport (nummer 9) naar Auschwitz is door Maurice Schellevis, de enige overlevende van de 559 Joden in de trein, een getuigenis geschreven. Zo hebben we enigszins een indruk van wat de meisjes Van Os en hun vader hebben doorstaan tijdens hun deportatie naar het oosten.
“De trein bestond uit personenwagens. We werden onderweg behoorlijk behandeld. Eenmaal mochten we uitstappen om ons aan een station wat te verfrissen. (….)
We werden aan het perron ontvangen door SS’ers met honden aan kettingen, onder luid gebrul en geblaf. Men vroeg ons terstond om onze horloges af te staan. Onder het licht van schijnwerpers moesten wij aantreden. Na het aantreden stonden we in rijen van vijf in de lengterichting van de trein opgesteld, links van ons de vrouwen”.
Ongeveer de helft van de inzittenden van de trein werd gelijk vermoord. De anderen kwamen als gevangenen in het kamp. Albert van Os was op het moment van zijn dood 38 jaar oud, zijn vrouw Cora net veertig. Hun dochtertjes Thérèse en Suzette waren toen respectievelijk tien en negen jaar oud. Ook veel van hun familieleden vonden de dood in de Duitse vernietigingskampen.
Bronnen: Joods Monument, ArolsenArchiv, Oorlogsbronnen, Stadsarchief Amsterdam, Stadsarchief Rotterdam, Archief Gooi en Vechtstreek, MyHeritage.com, Geni.com, Westerborkportretten, Noord-Hollands Archief, Amsterdam Museum, Stedelijk.nl, Nationaal Archief. “In memoriam, de gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945”, Guus Luijters en Aline Pennewaard.