Selecteer een pagina

Hamerstraat 106 Bussum

Abraham Zilverberg
Zwolle 22 november 1895 – Sobibor 28 mei 1943

Jetje Zilverberg- Krant
Hilversum 24 mei 1901 – Sobibor 28 mei 1943

Esther “Elly” Zilverberg
Hilversum 20 november 1926 – Auschwitz 11 februari 1944

Lena Zilverberg
Hilversum 4 juli 1931 – Auschwitz 11 februari 1944

Julia Zilverberg
Bussum 20 augustus 1933 – Auschwitz 11 februari 1944

Sara Zilverberg
Bussum 10 januari 1935 – Sobibor 28 mei 1943

Joseph Krant
Hilversum 31 oktober 1874 – Auschwitz 27 augustus 1943

Abraham en Jetje Zilverberg runnen vanaf 1936 de enige kosjere banketbakkerij in Bussum. Eerst aan de Driestweg, later in de Raadhuisstraat en uiteindelijk in de Hamerstraat. Voor die tijd had het gezin in Hilversum gewoond.
Jetje is verwant aan een van de drie joodse families die de Amsterdamsche Koekjesfabriek De Onderneming stichtten en leidden in Amsterdam. Ongetwijfeld heeft Abraham daar ook het vak geleerd.
Abraham en Jetje hebben vier kinderen, alle vier meisjes: Esther, Lena, Julia en Sara. En de vader van Jetje Zilverberg, de weduwnaar Joseph Krant, woont bij hen in.

Het leven verloopt voorspoedig tot de anti-joodse maatregelen ook voor de familie Zilverberg voelbaar worden.Vanaf 1 september 1941 mogen de meisjes Zilverberg niet meer naar school. Esther moet haar ULO-opleiding afbreken. Haar jongere zusjes en Esther zelf bezoeken daarna het schooltje dat speciaal voor joodse kinderen voor hen wordt opgericht, onder leiding van de joodse leraar IJf Vissel. Dat schooltje was gevestigd op de benedenverdieping van de Mecklenburglaan 14. In 1942 moest het sluiten: alle leerlingen zijn dan inmiddels ondergedoken of gedwongen verhuisd naar Amsterdam.

Want de Bussumse joden krijgen via de Joodsche Raad van de Duitsers de opdracht om op 25 juni van dat jaar te verhuizen naar Amsterdam. Op die dag staat bijna geheel joods Bussum op het station Naarden-Bussum voor een reis die zij ook nog zelf moeten betalen. In het dagrapport van de Bussumse politie wordt deze actie compleet doodgezwegen. Wel wordt het bevel gegeven dat de Bussumse politie de verlaten ’jodenhuizen’ goed in de gaten moet houden.
Het gezin Zilverberg is vermoedelijk ook op deze 25e juni naar Amsterdam vertrokken, waar zij waarschijnlijk eerst bij familie zijn ingetrokken. Pas op 26 januari 1943 worden zij ingeschreven in de Roerstraat in Amsterdam.
Vanaf dat adres zijn Abraham, Jetje en hun toen achtjarige dochtertje Sara op 25 mei 1943 op transport gezet, via Westerbork naar Polen. Die dag wordt de trein volgestouwd met 2.862 gedeporteerden, onder wie 676 kinderen. De trein komt op 28 mei 1943 aan in Sobibor. Abraham, Jetje en hun jongste dochter Sara worden direct na aankomst vermoord.
De (schoon)vader van Abraham en Jetje, Joseph Krant, is dan al ruim een half jaar dood. Hij wordt gedeporteerd vanuit Westerbork naar Auschwitz op 24 augustus 1943, waarna hij direct na aankomst op 27 augustus in de gaskamer is vermoord.

Op 8 februari 1944 vertrekken zesendertig treinwagons van Westerbork naar Auschwitz met 1015 gedeporteerden. Julia, Lena en Esther Zilverberg horen bij de 263 kinderen die deel uitmaken van dit transport nr. 86. “Om het ziekenhuis te ontlasten” bevinden zich onder deze groep 400-500 zieke joden. Dit transport wordt daarom wel het meest beestachtige transport genoemd.
De drie zusjes Zilverberg zijn bij aankomst in Auschwitz 17, 12 en 10 jaar oud en worden na aankomst rechtstreeks naar de gaskamers gebracht, tegelijk met 797 anderen.

Bronnen: Historische Kring Bussum, Joods Monument, Bussums Nieuws, Oorlogsbronnen, ArolsenArchive, Archief Gooi en Vechtstreek, Nationaal Archief, “In Memoriam, De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945”, Guus Luijters.